Het is de laatste zaterdag van de kerstvakantie, ’s middags. Er zijn weinig of geen forenzen die zich naar hun werk spoeden, de grote hal is verhoudingsgewijs tamelijk rustig. Mensen alleen, gezinnen, opa’s en oma’s met hun kleinkinderen, moeders met buggy’s en veel jonge stellen lopen ontspannen kletsend naar busstation, perrons of naar de uitgang aan de stadszijde. Op weg naar de stad voor inkopen bij de uitverkoop, op weg naar familie, naar een feestje – die hebben bloemen of een cadeaudoos bij zich- of naar zo maar een dagje uit in de stad, vermoed ik. Ik zie weinig gehaaste mensen, zaterdag lijkt een dag voor gezelligheid en onthaasting. Het is koud en vochtig, mensen dragen winterjassen, mutsen, handschoenen. Een aanzienlijk aantal eet iets of zit op een bank om koffie of thee te drinken. Vandaag niet om de haverklap de NS-mededeling dat de intercity enkele minuten vertraagd is. Het is wat je noemt: een rustige dag. In de laatste tien minuten zijn er twee omroepberichten, ze gaan over het vertrek van internationale treinen.

De vloer van de hal is opmerkelijk schoon, mensen zijn gedisciplineerd in het deponeren van bekers en blikjes in de afvalbakken. Bovendien wordt de hal permanent schoongehouden door enkele medewerkers, met karretjes die de vuilnisbakken legen of met stoffer en blik (beide met lange stelen).

Een enkele duif, sommige mank lopend, scharrelt wat rond en pikt her en der een kruimel. De horecagelegenheden, ik schat dat een derde van de neringdoenden tot de horeca gerekend kan worden, zijn goed beklant. Voor hapjes en drankjes staat men her en der, vandaag relaxed, in de rij. Het buiten de deur eten, op deze tijd de lunch, heeft ook hier een grote vlucht genomen. De NS heeft aan de pacht van de winkels fikse neveninkomsten vermoed ik.

De hal is groot met een hoog golvend dak dat bestaat uit vijf banen die bestaan uit dwars geribbeld grijs plaatwerk die vooral in de middelste baan onderbroken worden door verzonken ramen die bij mooi en warm weer open kunnen. Ze zijn nu gesloten. De banen worden begrensd door met de golving meegaande stalen balken die aan de onderkant voorzien zijn van in kleine compartimenten verdeelde glazen buizen met TL-licht. Deze verlichte balken worden ondersteund door eveneens grijze stalen pilaren waarvan er sommige schuin zijn aangebracht.

De bewegwijzering in de hal valt in het oog, de perrons zijn in blauw wit aangegeven de monitoren met de vertrekinformatie staan bij elk perron. Eenmaal even de tijd genomen om naar het display te kijken met informatie over de ligging van bus perrons aan de jaarbeurszijde, lijkt voor iedereen te de weg goed te vinden.

Op de achtergrond is een voortdurend gedruis hoorbaar. Het gedruis bestaat uit een mengeling van het geluid van rolkoffers, roltrappen, luchtverversing, stappen van hakken en leren schoenen (die van de vele sneakers hoor je niet). Her en der lopen twee- of drietallen op elkaar af om elkaar met een omhelzing te begroeten. Ik ben getuige van enkele korte ruzieachtige woordenwisselingen.

Vooral alleen lopende jonge mensen raadplegen hun telefoon onder het lopen en ontwijken geregeld met enige behendigheid in dezelfde lijn lopend tegemoetkomend volk.

De winkels hebben, anders dan in winkelstraten verderop, blijkbaar strikte orders hun spullen niet ten toon te spreiden in de loopgebieden en houden alles binnen hun als winkel toegewezen ruimte. Ook de horeca heeft hier haar zitplaatsen binnen de eigen ruimte. De vlotte doorgang van reizigers, doordeweeks bijna 200.000 per dag, naar hun perron heeft hier de hoogste prioriteit gekregen. De winkels zijn nu nog aan de bovenkant met een band van een meter met kerstverlichting versierd en hun etalages is een kermis van licht, bewegende beelden en glanzende spullen die er zo aantrekkelijk moeten uit zien.

In het overlangse midden staan op de hoogte van de perrons, de hal ligt boven de sporen, glazen liftschachten die uitkomen op de perrons. Tussen de liftschachten zijn informatiebalies waar reizigers met vragen terecht kunnen. Tegenover de trappen die naar de perrons leiden stroomt koude lucht vanaf de perrons naar boven de hal in. Op de twee groepen houten banken in de hal wachten mensen op hun trein, op iemand of op een gezelschap om samen ergens naar toe te gaan. De telefoons doen hier hun diensten, een enkeling leest een krant of boek.

Midden in de hal is een trap naar boven die leidt naar nog meer horecaruimten: veel gebruikt voor allerlei overleggen en gesprekken die hier op dit infrastructurele kruispunt dagelijks gevoerd worden. Vandaag is er slechts één geopend. Ik drink er thee en kijk daarbij van boven naar de hal. Naast me wordt in het Engels een filmopname gemaakt van een gesprek. Het gedruis op de achtergrond wordt nu meer door allerlei stemmen, gesprekken gevormd die hier worden vermengd met typische horecageluiden van borden, kopjes en glazen.

Van bovenaf lijkt de hal nu leger waardoor de enkele die wacht, twee mensen die enthousiast zwaaien naar iemand die blijkbaar aankomt en een moeder die worstelt met een beweeglijk kind in een buggy, beter zichtbaar zijn. Boven de toegangspoortjes, permanent houden hier twee NS-ers toezicht, zie ik nu een groot beeld waarop commercials en korte informatieve filmpjes getoond worden; ik heb niet het idee dat er veel naar gekeken wordt.

Enige maanden later, een dinsdagmorgen, vroeg. De roltrappen spuwen, klaarblijkelijk na aankomst van een trein, een dikke stroom forenzen uit in de centrale hal. Mensen zijn meestal in donkere kleuren gekleed. Zij lopen meestal alleen, soms met zijn tweeën. Men kijkt niet naar anderen en hebben een blik die ogenschijnlijk niets ziet, behalve hun eigen pad. Enkelingen rennen op weg naar een trap naar een perron in de hoop hun trein nog net te halen, de wat ouderen van dezen lopen snel, anderen heel rustig, zonder haast. Men loopt zeer gericht en kijkt ietwat verstoord wanneer een ander hun pad letterlijk kruist. Er heerst een onafgesproken code dat men in een rechte lijn loopt zowel in de brede gang in het midden van de hal, als in de corridors aan de zijkant van de hal. Ik zie niemand die zijn pad zoekt, vermoedelijk weet vrijwel iedereen waar het perron is waar men moet zijn. Aan de oostkant van de hal lopen de meeste mensen in de richting van het centrum van de stad, aan de westkant richting busstation en Jaarbeursplein. Als ik wat later in het middenpad loop moet ik opletten: hier lopen de meeste mensen in beide richtingen. Er vinden daar ook de meeste bijna-botsingen plaats, doordat reizigers naar boven op de schermen (ter hoogte van de perrons) met de treininformatie kijken.

Een kwartier later, het is intussen half acht, is de dikte van de stroom mensen gegroeid. Een enkeling heeft de tijd om even te zitten en een broodje of een kop koffie naar binnen te werken, snel kauwend of slurpend. De meesten die even zitten raadplegen allen hun smartphone, er wordt vrijwel niet met elkaar gesproken. De grootste groep forenzen op dit tijdstip heeft naar schatting een leeftijd van beneden de 35 jaar, de leeftijd van scholieren, studenten en jonge mensen die aan het werk zijn.

De reizigers maken een ontspannen indruk, geen opgewonden geroep en geen groepjes die rennend een aansluitende trein op drie perrons verder trachten te halen: treinen lopen vanmorgen blijkbaar volgens schema. Dit vermoeden wordt bevestigd doordat de omroeper al drie minuten lang geen verlate treinen omroept. Vrijwel iedereen heeft een tas bij zich; rugzakken worden veel gedragen, zo af en toe rolt een koffertje voorbij. Met de minuut groeit het aantal mensen dat langs loopt, evenals het aantal dat een sprint trekt. Tussen al deze mensen strompelt een man op twee elleboogkrukken naar zijn perron.

Onverstoorbaar wordt hem de ruimte gegeven, een jonge man sprint om hem heen, een oudere man houdt zijn rolkoffertje even in om hem voorrang te geven. Met tijd en wijle komt er iemand voorbij die moeilijk loopt, niet rechtop, maar schuifelend of hinkend als gevolg van een probleem in de heup. Achter me zit een drietal jonge vrouwen die vrolijk en giechelend allerlei avonturen met elkaar delen en daarbij om de paar tellen hun blik op een smartphone laten vallen, hun relaas daarbij niet onderbrekend. Op de bank voor me leest een middelbare vrouw de Metro, ze heeft daarbij een leesbril nodig, haar twee tassen liggen naast haar. Het geluid van hieronder, op de perrons vertrekkende en aankomende treinen wordt ingedikt tot een aanhoudende donkere ruis op de achtergrond. Bij het binnen rollen van een blijkbaar lange trein, wordt deze ruis tijdelijk wat dikker. De geluidsbrei wordt vrijwel voortdurend verrijkt met het tweetonige hoge geluid van de poortjes die toegang tot de hal verschaffen. En zo af en toe komt er iemand voorbij wier hakken het parmantige geluid van een stevige tred maken.

Als ik door de zijramen naar het oosten kijk, zie ik dat de dageraad is begonnen, het wordt lichter, het daglicht verovert de hemel. Het is vanmorgen licht bewolkt en droog.

Het is kwart over acht, het wordt drukker. De mededelingen over vertraagde treinen komen steeds vaker. Zo af en toe drentelt nu iemand in de rondte en kijkt links en rechts, wachtend op een medereiziger met wie men afgesproken heeft. Naast me werkt iemand drie telefoongesprekken af, afspraken worden bevestigd en nieuwe gemaakt. Tegenover me zit nu een jonge vader een zoontje van vier, het eerste kind dat ik hier ontwaar. Het kind eet zijn boterham en zijn vader laat hem intussen een scherm van zijn smartphone zien. 

Ik neem even een kijkje op een perron waar op beide zijden de treinen tien minuten en meer vertraagd zijn. Het perron stroomt binnen enkele minuten helemaal vol, de reizigers zijn stil, kijken op hun smartphone en laten het zo te zien gelaten over zich heen komen.

Intussen zijn vrijwel alle winkels open, klanten kopen hun broodje, koffie, krant, tandenstokers en snoepgoed. Naast me hebben twee jongens een geanimeerd gesprek in het Spaans.

Ik drink een kop koffie in een koffieruimte boven en warm wat op. Hier zitten enkele mensen te werken achter hun laptop of voeren hun eerste overleg. Beneden mij loopt de dagelijkse stroom mensen door, van bovenaf gezien in een onverstoorbaar voortgaand tempo. Naarmate de tijd voortgaat, het is intussen kwart over negen, zie ik meer oudere mensen die hun perron zoeken. Op deze doordeweekse dag zie ik geen ouders-met-kinderen. De stromen reizigers die periodiek uit de perrons omhoog gestuwd worden blijven aanhouden. De mededelingen over vertraagde treinen nemen toe. Ook vandaag een traject waar geen treinen rijden, “vanwege een aanrijding met een persoon; dit duurt tot ongeveer twaalf uur.”  Elders is een sein- en wisselstoring die voor enkele uren voor vertragingen en uitval van treinen zorgt. Of de beste reizigers daar rekening mee willen houden. Bij elk van zulke berichten zie ik mensen hun smartphone raadplegen en een enkeling begint als door een bij gestoken aan een slalom-sprint richting een perron. Werk en cursus gaan immers elke dag door en op tijd komen is belangrijk.

december 2018- voorjaar 2019


Plaats een reactie